Verdieping


Op de eerste kadastrale kaart van 1832 is het gebied waarin de mogelijke pingoruïne ligt weergegeven in roze, dit betekent dat de locatie toen nog onontgonnen heidegebied was. Aan het begin van de 20e eeuw, zie kaartfragment 1915, werd er al wat turf gestoken, wat is te zien aan de kleine veenputjes. Het veentje is dan omgeven door kleine bospercelen. Vervolgens is wat later meer veen gestoken, want vanaf begin jaren dertig ontwikkelde het veentje zich tot een open plas in een open landschap en omgeven met akkertjes.

Dit beeld heeft er echter niet lang geduurd, want halverwege de jaren vijftig is er aan de oost- en westzijde een bosstrook aanwezig en was het een geheel open watertje geworden, waarbij de contouren van de veenputten niet meer herkenbaar zijn. Dit beeld is met de jaren eigenlijk niet meer veranderd.

(Kaart uit 1832, roze is heide)

(1915, veenputten en rondom bos)


Topografische kaarten

Topografische kaart uit 1902. Hierop zijn de rechthoekige veenputten goed te zien. Deze veenputten werden gebruikt om veen af te graven t.b.v. de brandstof.

Topografische kaart uit 1930. Grijze Steen ontwikkeld zich als een min of meer rond open water.

Topografische kaart uit 1955. Voor het eerst officieel de naam Grijze Steen, ook is het inmiddels een open rond watertje met een groene (bos)rand er omheen.

Topografische kaart uit 2016, met de Grijze Steen zoals deze er nu bij ligt.