Pingoruïnes


Van Pingo naar Pingoruïne

Zoals het woord al zegt is een pingoruïne een restant van een pingo, een ijslens die zich vormde aan het oppervlak in de laatste fase van de laatste ijstijd, het Weichselien, vanaf zo’n 15.000 jaar geleden. Het woord pingo is een Inuit (Eskimo) woord, en het betekent ‘heuvel die groeit’. Het geeft daarmee een indicatie van snelheid van groeien, binnen enkele generaties moet zo’n ijslens zich hebben gevormd.

Op sommige plekken kon diep grondwater door de bevroren bodem naar het oppervlak stromen. Maar vlak onder het oppervlak bevroor het water en vormden zich ijslenzen. Deze ijslenzen groeiden door tot er kleine heuvels ontstonden, de pingo’s.

Door de groei barstte de opgetilde bodem open en kon zonlicht bij de ijslens komen. Met name in de zomerperioden ontdooide de opgetilde bodemlaag en vormde samen met het smeltwater van de ijslens een modderbrij die langzaam langs de helling naar beneden zakte. De hoogte van de pingo’s varieerde waarschijnlijk tussen de 40 en 50 meter en ze hadden doorsneden van 75 tot 200 meter.

Na de ijstijd, zo’n 10.000 jaar geleden verdween de bevroren bodem en smolten de ijslenzen. Hierdoor bleven laagtes achter in het landschap. Deze depressies werden door het langzaam stijgen van het grondwater, steeds natter en veenvorming kwam opgang.

Het veen groeide mee, zelfs tot boven de grondwaterspiegel, als hoogveen. Deze bolle veentjes kunnen dus een compleet veenpakket hebben, vanaf 15.000 jaar geleden tot op heden. In het veen zit veel informatie opgeslagen, wat maakt dat deze locaties zo bijzonder en waardevol zijn.

Figuur 1. Ontstaan pingoruïnes (naar: Zagwijn et al. 1985; Hoek 1997, gewijzigd)

Randwallen

Een pingo in de Mackenzie delta, Canada (Bron: E. Koster)Pingoruïnes liggen nu vaak als kleine ronde watertjes is het landschap, soms is er nog een –zichtbare- randwal aanwezig. Dit is het klassieke beeld van een pingoruïne, maar er zijn in Drenthe meer pingoruïnes zonder dan met een randwal!

Dat komt omdat de randwallen misschien wel nooit zo perfect gevormd zijn of omdat de aanwezige randwallen wellicht zelfs dekzandruggen zijn die achter of juist tegen de pingo zijn afgezet. En dekzand kan later opnieuw weer verstoven zijn.

Nog steeds komen er in arctische gebieden pingo’s en pingoruïnes voor, zoals bijvoorbeeld Canada. Maar de landschappelijke situatie in Drenthe was ten tijde van de vorming echt anders deze huidige situatie nu in de arctische gebieden.

Hier was het koud en droog, daar is het koud en nat, omdat ze op zeeniveau liggen. Er was hier, in tegenstelling tot nu daar, veel –stuivend- dekzand beschikbaar.

Grote diepte

het Galgwanderveen met nabij gelegen grafheuvel (Maarten Westmaas)Pingoruïnes kunnen wel tot 20m diep zijn! Daarmee onderscheiden ze zich ook van vennen en/of uitblazingskommen: die werden gevormd doordat de wind het dekzand opnieuw wegblies, tot op de natte ondergrond.

Daar verliest de wind het van het natte zand. De meeste pingoruïnes zijn echter zo’n 3 tot 8 m diep. Een uitzondering in Drenthe is het Mekelermeer, die een diepte heeft van 12m. het Mekelermeer is in 2015 benoemd als aardkundig monument, omdat er nog een gave veenvulling aanwezig is.

Hoe dieper de kom, hoe vroeger hij vernatte en hoe eerder er veen kon gaan groeien. Dat is bij diepe pingoruïnes dus veel vroeger dan bij ondiepe vennen, en dat maakt de pingoruïnes ook extra waardevol.

Bijzondere Veenvullingen

De pingoruïnes in de natuurgebieden worden vaak gekoesterd als waardevolle locaties, plekjes waar men de kamsalamander kan vinden, waar veenpluis groeit etc.

Beheren van deze locaties bestaat vooral uit het open houden van de plek, het verwijderen van opslag, maaien en af en toe de boel weer openmaken als het openwater dreigt te verlanden.

Maar wat pingoruïnes zo bijzonder maakt is dat ze, naast het feit dat het mooie natuurlijke plekjes zijn, in het gunstigste geval dus ook nog een mooie veenvulling hebben.

Deze veenvulling is onze ‘natuurlijke schatkamer’, het archief waarin opgeslagen is hoe oud de pingoruïne is, maar ook wat er in de loop van de tijd in de directe omgeving is gebeurd. Het veen geeft een klimaatsignaal en laat zien wanneer de mens in beeld kwam, wat hij verbouwde, etc.

In het gunstigste geval in de vulling dus nog gaaf en geeft aan de hand van o.a. pollenkorrels en zaden het verhaal weer van de afgelopen 13.000 jaar tot op heden!

Tijdschaal van de periode waarin de pingo’s zich omvormden tot pingoruïnes en ze langzaam werden opgevuld met gyttja en veen (Naar Berendsen et al. 1995; Cohen et al. 2009)

Wie weet vinden we regionale verschillen of relicten van vroege bewoners of jagers op de randwallen of in de directe omgeving.

Meer dan veen

Vondsten van pijlpunten etc. nabij pingoruïnes; de vondsten zijn gedaan door Bert Beute, Zeijen (foto: Anja Verbers)

Maar ook in recentere tijden zijn pingoruïnes van belang geweest, de karresporen uit de vroege middeleeuwen slingeren er tussendoor, mensen werden mogelijk erin geofferd, boekweit werd er op verbouwd en veen werd er gestoken. Ze hebben de meest mooie namen, waar je al veel uit kunt afleiden over wat er is gebeurd, of hoe de plek er uit zag. En hoeveel Drenten hebben er niet op leren schaatsen of in leren zwemmen. Er werden schapen in gewassen, vlas in gewaterd etc.

Vaak zijn het nu waardevolle plekken in natuurgebieden die worden beheerd vanuit een ecologisch standpunt van schonen, vernatten, plaggen, verarmen etc.. Maar er liggen ook tal van pingoruïnes in het agrarisch cultuurlandschap en deze zijn vaak bezand om de plek droger te maken, geëgaliseerd of gedraineerd.

In het kader van het Pingo Programma willen we juist aandacht vragen voor de unieke situatie van deze landschapselementen en zo te laten zien dat het elementen zijn met veel potentie op het gebied van aardkunde, archeologie, cultuurhistorie én natuur en dat we daar trots op moeten zijn!

Schaatsen op een pingoruïne; hier bij Mannuspoel in Vledderveen (bron: Gerhard van den Brink)