Moord op Mina Koes


Het verhaal over Mina Koes speelt zich af in 1881, op het Schotteveld en nabij het Zwarte Gat. Op onderstaande kaarten kunt u zien hoe het gebied er destijds uitzag: een uitgestrekt heideveld waarin de moerassige laagten nog niet expliciet werden weergegeven. Pas op de topografische kaart uit 1906 wordt het Zwarte Gat genoemd. Onder de kaarten, volgt het treurige verhaal van Mina Koes.

De kaart uit 1881 laat enkele veldwegen zien, een ervan moet zijn bewandeld door Mina Koes

Topografische kaart uit 1906 met het Schotterveld en het Zwarte Gat

De zondag voor Pinksteren, 30 mei 1881, loopt de dan 31-jarige Mina Koes over een heidepad door het Schotter- en Linderveld, ze is op weg naar haar ouderlijk huis. Dit weekend zal ze doorbrengen bij haar ouders in De Tippe.

Mina heeft een bedrag van 34 stuivers bij zich, om aan haar vader en moeder te geven. Ter hoogte van een veenplas ontmoet ze Remmelt van der Hulst. Ze kent Remmelt die knecht was bij Willem Pasop op Linde, waar zij als dienstmeid werkte. Remmelt is verliefd op Mina, maar zij beantwoordt zijn liefde niet.

Zij hoopt nog eens een boerenzoon te kunnen trouwen, maar vindt die niet op haar levenspad. Ze blijft boerenmeid, eerst bij Willem Pasop en later bij Frens Everts Nolde op Schottershuizen. Remmelt wacht niet en trouwt op 30 juli 1875 met Hendrikje Alfing en het echtpaar vestigt zich aan de Langewijk in Dedemsvaart.

Nu ze hem op de heide ontmoet is Remmert opnieuw werkeloos, hij heeft zich de zaterdagavond tevoren in Hoogeveen goed bedronken. Hij vraagt Mina om geld. Wanneer ze weigert, steekt hij haar met een mes in de hals en berooft haar van haar kousen en schoenen, van haar geld en van de gouden kroontjes aan haar oorijzer. Vader en moeder Koes wachten die zondag vergeefs op hun dochter.

De volgende morgen wordt het lijk van Mina Koes gevonden door drie landbouwers Jan Pater, Jan Batterink en Roelof Nolde. Ze waarschuwen burgemeester Pottinga en die laat zich met een rijtuig naar het Schotterveld rijden, om persoonlijk de zaak in ogenschouw te nemen.

Een boer van Schottershuizen, Jan van Goor, die in de volksmond Jan van Putten wordt genoemd, komt met paard en wagen aanrijden, om heideplaggen te halen. Hij is bereid, om het lichaam van het vermoorde meisje op zijn wagen naar het huis van haar ouders te brengen.

Tientallen jaren later is het ingedroogde bloed van Mina Koes nog als zwartbruine vlekken te zien op de wagenledders. Brigadier Endendijk uit Hoogeveen en veldwachter Lambers uit Zuidwolde nemen het onderzoek ter hand.

Naar aanleiding van geruchten wordt Willem Venema uit Kerkenveld, die Willem Stevens wordt genoemd, op verdenking van de moord aangehouden. Iedere zondag gaat hij naar de kerk in Zuidwolde, maar op de zondag van de moord is hij niet in de kerk geweest.

Hij beweert een wandeling gemaakt te hebben naar Vuileriete. Hij blijft de moord ontkennen en wordt weer vrijgelaten. Het volk vertrouwt hem echter niet. Schoolkinderen roepen hem zelfs na, als hij op straat loopt. ‘Pas op, moordenaar van Mina Koes’. Zolang de werkelijke dader niet gepakt is, blijft hij in de ogen van het volk de dader van de roofmoord.

Volgens de zeden van het dorp moet hij voortaan iedere zondag in de kerk op het zondaarsbankje onder de preekstoel zitten. Zo sterk is de dwang van de gemeenschap, dat hij zich daaraan niet durft onttrekken, door voorgoed uit de kerk weg te blijven. Dit harde volksgebruik wordt gehandhaafd om eventuele daders steeds voor ogen te houden, dat voor de Hoogste Rechter geen bewijs of bekentenis nodig is. Het is zelfs bij benadering niet te zeggen, in wat voor hel deze man en zijn gezin meer dan twee jaar hebben moeten leven.

De vrouw van Remmelt van der Hulst verdenkt van het begin af aan al haar man als dader van de moord. Pas na twee jaar en vier maanden is zij het die haar man aanbrengt. Remmelt blijft ontkennen.

Het is de vrouw van het gemeenteraadslid Harm Leverts Steenbergen op Schottershuizen, die Remmelt tot een bekentenis brengt, door op zijn gemoed te werken. Remmelt heeft namelijk ook bij Steenbergen nog korte tijd als knecht gediend. Hij wordt veroordeeld tot 20 jaar gevangenis en zit zijn straf uit tot 1904. Zijn vrouw heeft zich laten scheiden en is weer hertrouwd.

Niemand wil meer iets met de brute moordenaar te maken hebben. Wanneer bekend wordt, dat Remmelt wordt vrijgelaten, sluiten de mensen in heel Zuid-Drenthe en Noord-Overijssel de deuren en blinden ‘s nachts goed. Zo zit de schrik er voor hem in. Iedereen schuwt Remmelt of is bang voor hem. Hij pleegt diefstallen, om maar weer in de gevangenis te komen.

Daar vindt hij steeds weer een betrekkelijke rust. Na een veediefstal in Coevorden en een celstraf 116 daarvoor van vier jaar leidt hij opnieuw het leven van een verschoppeling. In de nacht van 15 op 16 november 1916 vriest hij dood in een tochtige schuilhut aan de kant van een wijk in Vriezenveen. Remmelt is dan 67 jaar oud.

Jan Coenraads Guichelaar, een vroegere beurtschipper uit Kerkenveld, die door iedereen Jan Coenraads wordt genoemd, maakt op deze moord een lied. Dit lied van de moord op Mina Koes wordt jarenlang gezongen langs de straat, door soldaten in de kazerne, door kinderen op weg naar school en door huis vrouwen en dienstmeisjes onder het werk.

Het verhaal gaat, dat jonge paarden nog steeds schichtig worden, als zij de plek naderen waar Mina is vermoord.

Bron: http://www.crimehistory.nl/moordenaars/remmelt.html

NB: de beschrijvingen van het Zwarte gat zijn te vinden via locaties Zuidwolde| 433 | Het Zwarte gat

Het Lied:

Moord te Linderveld

Hoort vrienden, wat er is geschied,

Al in het Schotterveld in Drenthe,

Een jonge maagd, die het leven liet,

Dat u dat diep in ’t harte prente (bis)

Een jonge dochter , schoon en fris,

In dienst was in ’t gehucht Zuidwolde,

Die zondagsmorgens zeer gewis,

Uitging en naar haar ouders woude (bis)

Maar midden in dat ruwe veld,

Ontmoet zij iemand, die haar kende,

Och neen, zij had het niet voorspeld;

Dat die het oog op haar leven wende (bis)

Hij sprak haar aan: Geef mij uw geld,

Want daarom ben ik zeer verlegen,

Ik ben hierop ook zeer gesteld

Maar Mina Koes had hier op tegen (bis)

De snoodaard schreed nu nader bij

Zijn drift begon nog meer te zwellen

Hij greep haar toen stoutmoedig aan

En wil haar nu ter aarde vellen (bis)

Daar worst’len zij nu beiden saam

Maar Mina Koes ging de moed verloren

Ach, dat er nu toch hulpe kwam

Hij greep zijn mes en wil nu moorden (bis)

Daar ligt zij nu in ’t open veld

Gewenteld in het bloed van moorden

Mij dunkt, de moordenaar is ontsteld

Dat hij die laatste gil altijd moet horen (bis)

O, Remmelt, moordenaar, van der Hulst

De daad is nu genoeg bewezen

De dader zijt gij wel bewust

Zoo als een ieder in ’t openbaar kan lezen (bis)