Ees | 1981 | Buinerveld
Op het Buinerveld ligt een bijzondere pingoruïne: hij is droog en bevat geen veen. Toch is het wel een pingoruïne. Doordat de kuilen in het Buinerveld geen water vasthouden, kon er geen veenvorming optreden. Ze zijn niet watervoerend zijn, zoals bij veel andere pingoruïnes wel het geval is, heeft te maken met de samenstelling van de ondergrond. Door de vorming van de Hondsrug, liggen er op deze plek goed doorlatende zanden en grinden en ontbreekt hier het keileem. Hierdoor kon het smeltwater, en later het regenwater, makkelijk naar de ondergrond wegzakken.

(locatie 1627, de Gletsjerkuil)

(De Gletsjerkuil, de bekendste droge pingoruïne)
Het reliëf van deze droge pingoruïne is in werkelijkheid is minder sterk dan onderstaand blokdiagram doet vermoeden. In het Weichselien traden namelijk ook allerlei andere processen op, zoals zandverstuivingen, maar ook hellingprocessen. Gedeeltelijk dicht stuiven of het afglijden van afzettingen langs de hellingen naar beneden ligt dan voor de hand, hierdoor treedt vervlakking op (Tw op de tekening).
Ook gedurende het Holoceen hebben er allerlei processen plaatsgevonden. Zo hebben er zich haar- en veldpodzol bodems gevormd en zijn er, waarschijnlijk in de Middeleeuwen, kleinschalige zandverstuivingen ontstaan.

Blokdiagram, Ter Wee.
