Het Uddelermeer, een bijzondere pingoruïne


Niet alleen in Drenthe komen pingoruïnes voor, maar nergens is de dichtheid zo groot als hier.

De bekendste Nederlandse pingoruïne is het Uddelermeer, ten zuidwesten van het dorp Uddel op de Veluwe, Gelderland. Op 16 maart gaf Anja Verbers in Uddel, op verzoek de KNNV afdelingen van Apeldoorn en Heerde hier een lezing over het Pingo Programma en de pingoruïne bij Uddel.

Uddelermeer, gezien vanaf de Huneschans (foto: A. Verbers)

Het Uddelermeer is een zeer diepe pingoruïne, en is met 17m de diepste van Nederland! Hij is zo'n 200mx300m groot, maar daarmee is hij niet de grootste pingoruïne in Nederland qua omvang.

Waarschijnlijk is dat het Esmeer, ten oosten van Assen. Het Esmeer, en ook het Mekelermeer, hebben een vergelijkbare opvulling als het Uddelermeer: eerst een dikke laag gyttja, daarna een veenpakket en daarboven nog een laag water.

Bij het Uddelermeer is het gyttja/dy[1] pakket 15m dik! Er blijft dus maar een laag van 2m water over. Het Esmeer is 12m diep en heeft een laag gyttja en dy van 6m met daarboven 6m open water. Datzelfde geldt voor het Mekelermeer.

Het Gyttja is een organisch sediment dat zich vormde in het open water na het afsmelten van de ijslens van de pingo.

Deze die bijzondere pingoruïnes zijn nooit verveend, en mede daarom zijn het zeer waardevolle archieven!

Bij het Uddelermeer is men er in geslaagd door de bovenste meter lokaal te bevriezen en het zo te bemonsteren door het steken van een kern. Hieruit blijkt dat de bovenste meter zich heeft gevormd sinds de 16e eeuw.

Men trof in het gyttja in deze kern heel veel hennep stuifmeel, en na de 17e eeuw was dat weer afwezig. Dit betekent dat er in de omgeving van het Uddelermeer veel hennep verbouwd werd.

Het hennep werd gebruikt voor het maken van touw, wat op zijn beurt weer veel werd gebruikt in de scheepvaart, die in de gouden eeuw natuurlijk een grote vlucht nam.

Ten noorden van het Uddelermeer ligt het Bleeke Meer. Ook dit is een pingoruïne, maar veel ondieper dan het Uddelermeer.

Hij is ook wat dichter begroeid. op de hoogtekaart kun je zien dat hij van oorsprong veel groter is geweest, dan het huidige natte gedeelte doet vermoeden.

Op de eerste kadastrale kaart, te raadplegen via HISGIS.nl, kun je zien dat in 1832 het Bleeke meer ontstond als gevolg van vervening. Het Uddelermeer wordt aangeduid als "visserij in heide".

Het is dan al eigendom van de Domeinen. Volgens een van de aanwezige tijdens de lezing, was het eigendom van Willem II, die daar waarschijnlijk een viskwekerij heeft laten ontwikkelen.

Vissen komen doorgaans zeer beperkt voor in pingoruïnes, omdat het geïsoleerde watertjes zijn, vaak grondwater gevoed. Het visserij idee wordt versterkt doordat er in het verleden ook sprake was van een reigerkolonie.

Die zou daar niet zijn geweest als er geen vis was. Waarschijnlijk hebben de reigers de visvijver leeggegeten, want ze komen er nu niet meer voor.

Rondom het Uddelermeer zijn veel prehistorische vondsten gedaan van de trechterbekercultuur. Er waren kleine akkertjes waar eenkoorn en emmertarwe werd verbouwd.

Bijzonder is ook dat er aangrenzend aan het Uddelermeer in de Middeleeuwen een schans is aangelegd, de Huneschans. Deze schans ligt strategisch o een kruispunt van enkele routes.

Men heeft geprobeerd het water van het meer in een gracht om de schans te laten stromen, maar dat lukte maar ten dele.

[1] Gyttja en Dy zijn woorden die afkomstig zijn uit Scandinavië en die een organisch sediment aanduiden. Ze vormen zich in een meer situatie, die ontstaan zoals bij een pingoruïne als de ijslens is gesmolten en er een diep meertje is ontstaan. Het is in feite modder met veel organisch sediment, waarbij Gyttja voor minder dan 50% uit organisch materiaal bestaat en Dy bestaat, net als veen uit meer dan 50 %. Gyttja is donker groenig grijs tot zwart van kleur, dit laatste m.n. als het droog wordt. Het bestaat dus uit neergedwarreld organisch en anorganisch materiaal. Dy is een mix van dit neergedwarrelde materiaal, maar bevat ook nog en deel organisch materiaal wat nog ‘zweeft’ in et water. Het is daarmee dunner en vloeibaarder dan Gyttja en altijd bruin van kleur.